Hoge Raad, 19-02-2016, ECLI:NL:HR:2016:256, 14/05242
Hoge Raad, 19-02-2016, ECLI:NL:HR:2016:256, 14/05242
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 19 februari 2016
- Datum publicatie
- 19 februari 2016
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2016:256
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHDHA:2014:3071
- Zaaknummer
- 14/05242
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
19 februari 2016
Nr. 14/05242
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 2 september 2014, nr. BK‑13/01727, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag (nr. SGR 13/4021) betreffende een aan belanghebbende voor het jaar 2007 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal middelen voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
2 Beoordeling van de middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling (vgl. HvJ 9 september 2015, nr. C-72/14 en C-197/14,
, BNB 2015/230).3 Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.