Home

Hoge Raad, 19-02-2016, ECLI:NL:HR:2016:262, 15/00266

Hoge Raad, 19-02-2016, ECLI:NL:HR:2016:262, 15/00266

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
19 februari 2016
Datum publicatie
19 februari 2016
ECLI
ECLI:NL:HR:2016:262
Formele relaties
Zaaknummer
15/00266

Inhoudsindicatie

HR: 81.1 RO.

Uitspraak

19 februari 2016

Nr. 15/00266

Arrest

gewezen op het beroep in cassatie van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 12 december 2014, nrs. 13/00155 tot en met 13/00171 en 13/00219 tot en met 13/00235, op het hoger beroep van belanghebbende en de Inspecteur tegen een uitspraak van de Rechtbank Breda (nrs. AWB 09/2935 tot en met 09/2951) betreffende de aan belanghebbende over de jaren 1995 tot en met 2003 opgelegde navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen, de over de jaren 1996 tot en met 2000 opgelegde navorderingsaanslagen in de vermogensbelasting, de voor de jaren 2004 tot en met 2006 opgelegde aanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen, de daarbij gegeven beschikkingen inzake een verhoging dan wel boetebeschikkingen en de daarbij gegeven beschikkingen inzake heffingsrente.

1 Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal middelen voorgesteld.

De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.

Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

2 Beoordeling van de middelen

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3 Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

4 Beslissing