Home

Hoge Raad, 25-11-2016, ECLI:NL:HR:2016:2670, 12/05757

Hoge Raad, 25-11-2016, ECLI:NL:HR:2016:2670, 12/05757

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
25 november 2016
Datum publicatie
25 november 2016
ECLI
ECLI:NL:HR:2016:2670
Zaaknummer
12/05757

Inhoudsindicatie

Proceskosten. Art. 8:75 Awb. De enkele omstandigheid dat het gerechtshof de in hoger beroep bestreden uitspraak van de rechtbank vernietigt, levert geen grond op voor een veroordeling op de voet van artikel 8:75 Awb van de inspecteur wiens hoger beroep heeft geleid tot die vernietiging en tot ongegrondverklaring van het bij de rechtbank ingestelde beroep.

Uitspraak

25 november 2016

nr. 12/05757

Arrest

gewezen op het beroep in cassatie van [X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te ’s-Hertogenbosch van 2 november 2012, nr. 08/00581, op het hoger beroep van de Inspecteur tegen een uitspraak van de Rechtbank te Breda (nr. AWB 07/3276) betreffende een op aangifte voldaan bedrag aan accijns. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

1 Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld.

De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend. Hij heeft tevens incidenteel beroep in cassatie ingesteld.

Het beroepschrift in cassatie en het geschrift waarbij incidenteel beroep in cassatie is ingesteld, zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.

Belanghebbende heeft het incidentele beroep in cassatie beantwoord.

Belanghebbende heeft in het principale beroep een conclusie van repliek ingediend.

Zowel belanghebbende als de Staatssecretaris heeft, daartoe in de gelegenheid gesteld, schriftelijk gereageerd op het arrest van 12 mei 2016, Toorank Productions B.V., gevoegde zaken C-532/14 en C-533/14, ECLI:EU:C:2016:337, BNB 2016/173, van het Hof van Justitie van de Europese Unie.

2. Beoordeling van de door belanghebbende in het principale beroep voorgestelde middelen

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3. Beoordeling van het door de Staatssecretaris in het incidentele beroep voorgestelde middel

Het middel richt zich tegen de beslissing van het Hof de Inspecteur te veroordelen in de proceskosten aan de zijde van belanghebbende op de grond dat de uitspraak van de Rechtbank wordt vernietigd.

Het middel slaagt. De enkele omstandigheid dat het gerechtshof de in hoger beroep bestreden uitspraak van de rechtbank vernietigt, levert geen grond op voor een veroordeling op de voet van artikel 8:75 Awb van de inspecteur wiens hoger beroep heeft geleid tot die vernietiging en tot ongegrondverklaring van het bij de rechtbank ingestelde beroep. Aangezien het Hof zijn bestreden beslissing niet van een verdere motivering heeft voorzien en voorts noch uit de uitspraak van het Hof noch uit de stukken van het geding blijkt van omstandigheden die een uitzondering op de hiervoor weergegeven regel rechtvaardigen, kan ’s Hofs uitspraak in zoverre niet in stand blijven.

4 Slotsom

Gelet op hetgeen hiervoor in onderdeel 3 is overwogen moet verwijzing volgen.

5 Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

6 Beslissing