Hoge Raad, 25-11-2016, ECLI:NL:HR:2016:2683, 16/02918
Hoge Raad, 25-11-2016, ECLI:NL:HR:2016:2683, 16/02918
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 25 november 2016
- Datum publicatie
- 25 november 2016
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2016:2683
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHSHE:2016:1714
- Zaaknummer
- 16/02918
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
25 november 2016
Nr. 16/02918
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van [X] B.V. (voorheen [A] B.V.) te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 28 april 2016, nr. 14/00505, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (nrs. AWB 12/2821 en 12/2870) betreffende de aan belanghebbende voor het jaar 2005 opgelegde navorderingsaanslag in de vennootschapsbelasting en de gelijktijdig daarmee gegeven beschikking als bedoeld in artikel 20b, lid 3, eerste volzin, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een middel voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
2 Beoordeling van het middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3 Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.