Home

Hoge Raad, 23-12-2016, ECLI:NL:HR:2016:2940, 16/02946

Hoge Raad, 23-12-2016, ECLI:NL:HR:2016:2940, 16/02946

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
23 december 2016
Datum publicatie
23 december 2016
ECLI
ECLI:NL:HR:2016:2940
Formele relaties
Zaaknummer
16/02946

Inhoudsindicatie

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.

Uitspraak

23 december 2016

nr. 16/02946

Arrest

gewezen op het beroep in cassatie van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 26 april 2016, nr. 13/01192, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland (nr. AWB LEE 13/1028) betreffende een aan belanghebbende over het tijdvak 1 juli 2011 tot en met 30 september 2011 opgelegde naheffingsaanslag in de omzetbelasting.

1 Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

Belanghebbende heeft ter zake van de betaling van het verschuldigde griffierecht een beroep op betalingsonmacht gedaan.

De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 18 juli 2016 in de gelegenheid gesteld binnen twee weken na dagtekening van die brief informatie met betrekking tot zijn inkomen en vermogen te verstrekken waaruit zou kunnen blijken dat het verschuldigde griffierecht niet kan worden betaald. Hetgeen belanghebbende in zijn reactie op de brief van 18 juli 2016 aanvoert, vormt geen grond voor het oordeel dat hij niet in staat is het verschuldigde griffierecht te voldoen.

De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 22 augustus 2016, die volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL is afgeleverd op het door belanghebbende opgegeven adres, gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en voor de betaling een termijn van vier weken gesteld. Het griffierecht is niet voldaan.

De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij brief van 22 september 2016 in de gelegenheid gesteld mee te delen waarom het griffierecht niet tijdig is betaald. Hetgeen belanghebbende in zijn brief van 17 oktober 2016 aanvoert, vormt geen grond voor het oordeel dat belanghebbende niet in verzuim is geweest.

Het beroep in cassatie moet op grond van artikel 8:41, lid 6, Awb derhalve niet-ontvankelijk worden verklaard.

2 Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

3 Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.

Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw als voorzitter, en de raadsheren P.M.F. van Loon en L.F. van Kalmthout, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 23 december 2016.