Home

Hoge Raad, 18-03-2016, ECLI:NL:HR:2016:441, 11/01624

Hoge Raad, 18-03-2016, ECLI:NL:HR:2016:441, 11/01624

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
18 maart 2016
Datum publicatie
18 maart 2016
ECLI
ECLI:NL:HR:2016:441
Zaaknummer
11/01624

Inhoudsindicatie

Omzetbelasting; arrest na HvJ 18 december 2014, Schoenimport “Italmoda” Mariano Previti vof e.a., gevoegde zaken C-131/13, C-163/13 en C-164/13, ECLI:EU:C:2014:2455; verwijzing voor (onder meer) onderzoek naar (betrokkenheid bij) btw-fraude met het oog op uitoefenen recht op aftrek van omzetbelasting ter zake van aangekochte mobiele telefoons.

Uitspraak

18 maart 2016

nr. 11/01624bis

Arrest

gewezen op het beroep in cassatie van Turbu.com Mobile Phone’s B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te ’s-Hertogenbosch van 25 februari 2011, nrs. 07/00410 en 07/00414.

1 Loop van het geding in cassatie tot dusver

Voor een overzicht van het geding in cassatie tot aan het door de Hoge Raad in dit geding gewezen arrest van 8 maart 2013, nr. 11/01624, ECLI:NL:HR:2013:BW5410, BNB 2013/97, wordt verwezen naar dat arrest, waarbij de Hoge Raad aan het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft verzocht een prejudiciële beslissing te geven over de in dat arrest geformuleerde vraag.

Bij arrest van 18 december 2014, Schoenimport “Italmoda” Mariano Previti v.o.f e.a., gevoegde zaken C-131/13, C-163/13 en C-164/13, ECLI:EU:C:2014:2455, BNB 2015/61, heeft het Hof van Justitie die vraag niet-ontvankelijk verklaard.

Zowel belanghebbende als de Staatssecretaris heeft, daartoe in de gelegenheid gesteld, schriftelijk gereageerd op dit arrest.

Belanghebbende heeft schriftelijk gereageerd op de conclusie die de Advocaat-Generaal C.M. Ettema op 1 februari 2016 heeft genomen in de zaak met nummer 11/02825bis.

2 Nadere beoordeling van de middelen

Gelet op hetgeen in de onderdelen 4.7, 4.9.4, 4.10, 4.11.4 en 4.12 van het hiervoor onder 1 vermelde arrest van de Hoge Raad is overwogen, kan ’s Hofs uitspraak niet in stand blijven. Verwijzing moet volgen.

In het kader van de behandeling van de zaak na verwijzing verdient het volgende opmerking.

Uit de verklaring voor recht die het Hof van Justitie heeft gegeven in het hiervoor onder 1 vermelde arrest volgt dat indien het verwijzingshof vaststelt dat belanghebbende bij het uitoefenen van haar recht op aftrek wist of had moeten weten dat zij deelnam aan btw-fraude in het kader van een keten van leveringen, belanghebbende de toepassing van dat recht op aftrek op die grond moet worden geweigerd (vgl. HR 18 maart 2016, nr. 11/02825bis). Gelet op hetgeen in 4.11.3 van het hiervoor onder 1 vermelde arrest van de Hoge Raad is overwogen met betrekking tot de daar bedoelde intracommunautaire leveringen, kan evenwel belanghebbende de toepassing van het nultarief niet op die grond worden geweigerd.

3 Proceskosten

De Staatssecretaris zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie.

4 Beslissing