Hoge Raad, 22-04-2016, ECLI:NL:HR:2016:711, 15/04380
Hoge Raad, 22-04-2016, ECLI:NL:HR:2016:711, 15/04380
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 22 april 2016
- Datum publicatie
- 22 april 2016
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2016:711
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHDHA:2015:2310
- Zaaknummer
- 15/04380
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
22 april 2016
Nr. 15/04380
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van [X1] te [Z] en [X2] te [Z] (hierna: belanghebbende 1 respectievelijk belanghebbende 2; tezamen: belanghebbenden) tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 5 augustus 2015, nrs. BK‑14/01621 en BK-15/00142, op het hoger beroep van belanghebbende 1 tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag (nr. SGR 14/9193) respectievelijk belanghebbende 2 tegen een uitspraak van die Rechtbank (nr. SGR 14/2274) betreffende aanslagen in de erfbelasting.
1 Geding in cassatie
Belanghebbenden hebben tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal klachten aangevoerd.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbenden hebben een conclusie van repliek ingediend.
2 Beoordeling van de klachten
De klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3 Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.