Home

Hoge Raad, 13-05-2016, ECLI:NL:HR:2016:836, 15/02324

Hoge Raad, 13-05-2016, ECLI:NL:HR:2016:836, 15/02324

Inhoudsindicatie

HR: 81.1 RO.

Uitspraak

13 mei 2016

Nr. 15/02324

Arrest

gewezen op het beroep in cassatie van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 8 april 2015, nrs. BK‑14/00193 tot en met BK-14/00207, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag (nrs. SGR 13/2703 tot en met SGR 13/2706, SGR 13/2708, SGR 13/2709, SGR 13/2711; SGR 13/2713; SGR 13/2714; SGR 13/2716; SGR 13/2718; SGR 13/2720 tot en met SGR 13/2723) betreffende de aan belanghebbende voor de jaren 2001 tot en met 2005, 2007 en 2008 opgelegde aanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en de daarbij gegeven boetebeschikkingen en de daarbij gegeven beschikkingen inzake heffingsrente.

1 Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een middel voorgesteld.

De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.

Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

2 Beoordeling van het middel

Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3 Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

4 Beslissing