Hoge Raad, 22-01-2016, ECLI:NL:HR:2016:84, 15/01470
Hoge Raad, 22-01-2016, ECLI:NL:HR:2016:84, 15/01470
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 22 januari 2016
- Datum publicatie
- 22 januari 2016
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2016:84
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHDHA:2015:389
- Zaaknummer
- 15/01470
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
22 januari 2016
Nr. 15/01470
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 25 februari 2015, nrs. BK‑14/00322 tot en met BK-14/00332, op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraken van de Rechtbank Den Haag (nrs. SGR 13/7605, SGR 13/7608 t/m SGR 13/7610, SGR 13/7612 t/m SGR 13/7615 en SGR 13/7618 t/m SGR 13/7620) betreffende de aan belanghebbende over de jaren 1999 tot en met 2007 opgelegde navorderingsaanslagen en de voor het jaar 2008 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en de over het jaar 2000 opgelegde navorderingsaanslag in de vermogensbelasting en de daarbij gegeven beschikkingen inzake heffingsrente.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal middelen voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
2 Beoordeling van de middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3 Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.