Hoge Raad, 22-01-2016, ECLI:NL:HR:2016:94, 15/02130
Hoge Raad, 22-01-2016, ECLI:NL:HR:2016:94, 15/02130
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 22 januari 2016
- Datum publicatie
- 22 januari 2016
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2016:94
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHSHE:2015:1094
- Zaaknummer
- 15/02130
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
22 januari 2016
Nr. 15/02130
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 27 maart 2015, nr. 13/00909, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (nr. AWB 12/5432) betreffende de aan belanghebbende voor het jaar 2007 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal klachten aangevoerd.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend. Hij heeft tevens voorwaardelijk incidenteel beroep in cassatie ingesteld en daarbij een klacht aangevoerd.
Belanghebbende heeft schriftelijk zijn zienswijze omtrent het incidentele beroep naar voren gebracht.
2 Beoordeling van de in het principale beroep voorgestelde klachten
De klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3 Beoordeling van de in het incidentele beroep voorgestelde klacht
Aangezien het principale beroep niet tot vernietiging van ’s Hofs uitspraak leidt, is de voorwaarde waaronder het incidentele beroep is ingesteld, niet vervuld. Gelet op artikel 8:112, lid 2, Awb vervalt het incidentele beroep derhalve.