Hoge Raad, 23-06-2017, ECLI:NL:HR:2017:1130, 17/00562
Hoge Raad, 23-06-2017, ECLI:NL:HR:2017:1130, 17/00562
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 23 juni 2017
- Datum publicatie
- 23 juni 2017
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2017:1130
- Zaaknummer
- 17/00562
Inhoudsindicatie
Winstbelasting Aruba. Art. 10, leden 1-3, Algemene landsverordening belastingen. Ongemotiveerde afwijking van aangifte maakt niet dat sprake is van een ambtshalve vastgestelde aanslag.
Uitspraak
23 juni 2017
nr. 17/00562
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van [X] Limited in [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba van 9 december 2016, nr. AUA2016H00014, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (BBZ nr. 67161) betreffende de aan belanghebbende voor het jaar 2007 opgelegde aanslag in de winstbelasting. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Minister van Financiën van Aruba heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
De Minister van Financiën van Aruba heeft een conclusie van dupliek ingediend.
2 Beoordeling van de klachten
Belanghebbende is als buitenlands belastingplichtige in Aruba onderworpen aan de winstbelasting. Voor het jaar 2007 heeft zij aangifte voor de winstbelasting gedaan en daarbij een belastbare winst van AWG 33.172 aangegeven. Bij het vaststellen van de aanslag in de winstbelasting voor dat jaar heeft de Inspecteur de belastbare winst vastgesteld op AWG 100.000. Op het aanslagbiljet noch op andere wijze is aan belanghebbende kenbaar gemaakt waarom van de aangifte is afgeweken.
Nadat belanghebbende bezwaar had gemaakt tegen de aanslag, en de Inspecteur had nagelaten daarop tijdig uitspraak te doen, heeft belanghebbende beroep ingesteld bij het Gerecht. Op 31 maart 2014 heeft de Inspecteur uitspraak gedaan en daarbij de aanslag zonder verdere toelichting verminderd tot een aanslag overeenkomstig de door belanghebbende in de aangifte vermelde gegevens. Het Gerecht heeft het beroep van belanghebbende tegen die uitspraak ongegrond verklaard.
Het Hof heeft verworpen belanghebbendes standpunt dat de aanslag in zijn geheel moet worden vernietigd omdat deze wettelijke grondslag mist.
De klachten voeren aan dat het Hof ten onrechte het hiervoor in 2.3.1 omschreven standpunt van belanghebbende heeft verworpen. Betoogd wordt dat aangezien elk verband met het in de aangifte opgegeven belastbare bedrag heeft ontbroken, de aanslag op een willekeurige manier is vastgesteld. Bij een dergelijke handelwijze moet, aldus de klachten, een aanslag worden beschouwd als een ambtshalve vastgestelde aanslag, die op grond van artikel 10, lid 1, van de Algemene landsverordening belastingen (hierna: de ALB) alleen kan worden vastgesteld wanneer een aangifte ontbreekt.
Ingevolge artikel 10, lid 1, van de ALB kan de inspecteur bij het vaststellen van de aanslag van de aangifte gemotiveerd afwijken, alsmede bij het ontbreken van de aangifte de aanslag ambtshalve vaststellen. Op grond van artikel 10, lid 2, van de ALB wordt, indien bij het vaststellen van de aanslag van de aangifte wordt afgeweken, aan de belastingplichtige mededeling gedaan van de toegepaste correctie. In artikel 10, lid 3, van de ALB is bepaald dat het niet naleven van het voorschrift van het tweede lid niet leidt tot nietigheid van de aanslag.
Vaststaat dat de aanslag in de winstbelasting is opgelegd nadat belanghebbende aangifte had gedaan. De omstandigheid dat de inspecteur bij het naar aanleiding van een ingediende aangifte vaststellen van een belastingaanslag, ongemotiveerd en - naar achteraf blijkt - zonder redelijke grond afwijkt van een of meer in die aangifte vermelde gegevens, betekent niet dat een dergelijke aanslag ambtshalve is vastgesteld zoals bedoeld in artikel 10, lid 1, van de ALB. Anders dan de klachten met een beroep op het arrest van de Hoge Raad van 16 oktober 1991, nr. 26416, BNB 1991/339, aanvoeren, is er geen grond om aan de wijze waarop de Inspecteur de aanslag heeft vastgesteld, het gevolg te verbinden van vernietiging van de (gehele) aanslag. De aanslag mist immers het karakter van een voorlopige aanslag die zou moeten worden vernietigd in een situatie waarin de definitieve aanslag niet meer kan worden vastgesteld.
Gelet op het hiervoor in 2.4.2 overwogene falen de klachten.
3 Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.