Hoge Raad, 30-06-2017, ECLI:NL:HR:2017:1178, 16/00502
Hoge Raad, 30-06-2017, ECLI:NL:HR:2017:1178, 16/00502
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 30 juni 2017
- Datum publicatie
- 30 juni 2017
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2017:1178
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHDHA:2015:3784, (Gedeeltelijke) vernietiging met verwijzen
- Zaaknummer
- 16/00502
Inhoudsindicatie
Artikel 5:53, lid 3, Awb. Het oordeel van het Hof dat de aan belanghebbende opgelegde boete moet worden gematigd is zonder nadere motivering, die ontbreekt, onbegrijpelijk. Uit ’s Hofs uitspraak blijkt niet dat belanghebbende enig nadeel heeft geleden door de niet-naleving van het bepaalde in artikel 5:53, lid 3, Awb.
Uitspraak
30 juni 2017
nr. 16/00502
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van [X1] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 23 december 2015, nr. BK‑15/00238, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag (nr. SGR 14/3625) betreffende de aan belanghebbende ter zake van het jaar 2010 opgelegde boete. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend. Hij heeft tevens incidenteel beroep in cassatie ingesteld.
Het beroepschrift in cassatie en het geschrift waarbij incidenteel beroep in cassatie is ingesteld, zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
Belanghebbende heeft schriftelijk een zienswijze omtrent het incidentele beroep naar voren gebracht.
2 Beoordeling van het in het principale beroep voorgestelde middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3 Beoordeling van het in het incidentele beroep voorgestelde middel
In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
Op 23 juli 2013 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen de Inspecteur en belanghebbende. Tijdens dit gesprek is aan belanghebbende een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen over het jaar 2010 bekendgemaakt. Bij die aanslag is tevens een boete opgelegd.
Voor het Hof was onder meer in geschil of de Inspecteur de boete terecht en tot het juiste bedrag heeft opgelegd.
Het Hof heeft overwogen dat de boete niet op een zodanige wijze is aangekondigd, dat belanghebbende een reële mogelijkheid is geboden om een zienswijze naar voren te brengen, zoals bedoeld in artikel 5:53, lid 3, Awb. De aankondiging van de boete is weliswaar voorafgegaan aan het uitreiken van het aanslagbiljet, maar gelet op de korte tijdspanne in het gesprek van 23 juli 2013 tussen de aankondiging en de bekendmaking van de boete, heeft belanghebbende niet naar behoren de tijd gehad om inhoudelijk op het boetevoornemen te reageren. Het Hof heeft onder meer daaraan de gevolgtrekking verbonden dat een vermindering van de boete met in totaal 40 percent op haar plaats is.
Tegen het hiervoor in 3.2.2 weergegeven oordeel, inhoudende dat de boete moet worden verminderd vanwege schending van artikel 5:53, lid 3, Awb, richt zich het middel. Het betoogt dat ’s Hofs oordeel onjuist, althans onbegrijpelijk, is aangezien het Hof ten onrechte niet als maatstaf heeft gehanteerd of belanghebbende door het niet-naleven van artikel 5:53, lid 3, Awb processueel nadeel heeft geleden.
In voormeld oordeel ligt besloten het oordeel van het Hof dat bij het bepalen van de hoogte van de boete er rekening mee moet worden gehouden dat belanghebbende enig nadeel heeft geleden door de niet-naleving van het bepaalde in artikel 5:53, lid 3, Awb. Voor zover het middel zich hiertegen keert, slaagt het aangezien het Hof geen feiten of omstandigheden heeft vastgesteld waarop het kennelijke oordeel dat belanghebbende enig nadeel heeft geleden, is gebaseerd (vgl. HR 1 oktober 2004, nr. 40074, ECLI:NL:HR:2004:AR3105, BNB 2005/40).
Verwijzing moet volgen voor een hernieuwde beoordeling van de hoogte van de boete.