Hoge Raad, 08-09-2017, ECLI:NL:HR:2017:2260, 17/00615
Hoge Raad, 08-09-2017, ECLI:NL:HR:2017:2260, 17/00615
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 8 september 2017
- Datum publicatie
- 8 september 2017
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2017:2260
- Zaaknummer
- 17/00615
Inhoudsindicatie
Procesrecht. Ontvankelijkheid. Artt. 8:41, leden 4 en 6, en 8:54 Awb. Oordeel dat de nota griffierecht op regelmatige wijze is uitgereikt, is onvoldoende gemotiveerd, aangezien het op het bewijs van bezorging van PostNL vermelde huisnummer niet overeenstemt met het in de adressering van de nota vermelde huisnummer.
Uitspraak
8 september 2017
nr. 17/00615
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van [X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 29 december 2016, nr. SGR 16/5649 V, op het verzet van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank betreffende de aan belanghebbende voor de jaren 2010 tot en met 2014 opgelegde aanslagen in de vennootschapsbelasting en de daarbij gegeven boetebeschikkingen. De uitspraak van de Rechtbank is aan dit arrest gehecht.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
2 Beoordeling van de klachten
De Rechtbank heeft bij uitspraak op de voet van artikel 8:54 Awb belanghebbendes beroep kennelijk niet‑ontvankelijk verklaard op de grond dat het griffierecht niet is betaald.
Na gedaan verzet, waarin belanghebbende heeft gesteld dat zij de griffierechtnota noch de daarop betrekking hebbende herinnering heeft ontvangen, heeft de Rechtbank overwogen dat belanghebbende bij aangetekende brief van 10 augustus 2016 eraan is herinnerd dat zij griffierecht moet betalen en dat deze brief is verzonden aan het adres [a-straat 1a] , welk adres door belanghebbende in haar beroepschrift is opgegeven en door de Rechtbank mocht worden gebruikt. De Rechtbank heeft vervolgens overwogen dat deze brief blijkens informatie van PostNL op 12 augustus 2016 is uitgereikt. De enkele stelling van belanghebbende dat zij die herinnering niet heeft ontvangen, is onvoldoende om aan die uitreiking te twijfelen, aldus de Rechtbank.
Indien een stuk aangetekend is verzonden en de belanghebbende de ontvangst ervan ontkent, dient te worden onderzocht of het stuk door PostNL op regelmatige wijze aan het adres van de belanghebbende is aangeboden (zie HR 10 juli 2015, nr. 15/00289, ECLI:NL:HR:2015:1774, BNB 2015/206).
De Rechtbank heeft met betrekking tot de herinnering inzake de betaling van het griffierecht dit onderzoek uitgevoerd en in haar uitspraak haar bevinding vastgelegd dat die herinnering is uitgereikt op 12 augustus 2016. De tot het dossier van de Rechtbank behorende afdruk van het door PostNL vervaardigde document van bezorging van die herinnering vermeldt evenwel dat deze herinnering is uitgereikt op het adres [a-straat 1] . Dit adres is niet het hiervoor in 2.2 vermelde adres van belanghebbende. Het oordeel van de Rechtbank dat de brief van 10 augustus 2016 is uitgereikt – waarbij de Rechtbank klaarblijkelijk bedoelt: aan belanghebbende – is zonder nadere motivering, die ontbreekt, onbegrijpelijk. De klachten slagen in zoverre.
Gelet op het hiervoor in 2.4 overwogene kan de uitspraak van de Rechtbank niet in stand blijven. Verwijzing moet volgen. De klachten behoeven voor het overige geen behandeling.
3 Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.