Hoge Raad, 29-09-2017, ECLI:NL:HR:2017:2511, 16/05456
Hoge Raad, 29-09-2017, ECLI:NL:HR:2017:2511, 16/05456
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 29 september 2017
- Datum publicatie
- 29 september 2017
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2017:2511
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHSHE:2016:4448
- Zaaknummer
- 16/05456
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
29 september 2017
Nr. 16/05456
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van de erfgenamen van [A], domicilie gekozen hebbende te [Z], (hierna: belanghebbenden) tegen de uitspraak van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 7 oktober 2016, nrs. 15/00080 tot en met 15/00085, op het hoger beroep van belanghebbenden tegen een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (nrs. AWB 12/7194 tot en met 12/7199) betreffende de aan erflaatster over de jaren 1999 tot en met 2001 en 2003 opgelegde (navorderings)aanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen alsmede de over de jaren 1999 en 2000 opgelegde navorderingsaanslagen in de vermogensbelasting.
1 Geding in cassatie
Belanghebbenden hebben tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal middelen voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbenden hebben de zaak doen toelichten door J.M.H. Römkens, advocaat te Maastricht.
2 Beoordeling van de middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3 Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.