Hoge Raad, 27-10-2017, ECLI:NL:HR:2017:2681, 17/01041
Hoge Raad, 27-10-2017, ECLI:NL:HR:2017:2681, 17/01041
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 27 oktober 2017
- Datum publicatie
- 27 oktober 2017
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2017:2681
- Formele relaties
- Prejudiciële beslissing op vraag van: ECLI:NL:RBZWB:2017:2454
- Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:723
- Zaaknummer
- 17/01041
Inhoudsindicatie
Sociale zekerheid. Premie volksverzekeringen. Verordening 883/2004. Naar aanleiding van prejudiciële vragen van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant stelt de Hoge Raad een prejudiciële vraag aan het HvJ EU. Welke socialezekerheidswetgeving wijst Vo. 883/2004 aan bij een Let die in Letland woont en buiten de EU werkt voor een Nederlandse werkgever op een schip onder de vlag van de Bahama’s?
Uitspraak
27 oktober 2017
nr. 17/01041
Prejudiciële beslissing
in het geding tussen [X] te [Z], Letland (hierna: belanghebbende) en de inspecteur van de Belastingdienst (hierna: de Inspecteur), waarin de Rechtbank Zeeland‑West‑Brabant (hierna: de Rechtbank) bij uitspraak van 20 april 2017, nr. BRE 16/1532, op de voet van artikel 27ga van de Algemene wet inzake rijksbelastingen vragen aan de Hoge Raad heeft voorgelegd ter beantwoording bij wijze van prejudiciële beslissing. De uitspraak van de Rechtbank is aan deze beslissing gehecht.
1 Het procesverloop bij de Hoge Raad
De Rechtbank heeft prejudiciële vragen aan de Hoge Raad voorgelegd. De Rechtbank acht een antwoord op deze vragen nodig om te kunnen beslissen op het bij haar aanhangige beroep van belanghebbende tegen een aan belanghebbende voor het jaar 2013 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV).
Zowel belanghebbende als de Staatssecretaris van Financiën heeft schriftelijke opmerkingen ingediend.
Na daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld heeft belanghebbende schriftelijk gereageerd op de hiervoor in 1.2 bedoelde opmerkingen van de Staatssecretaris.
Nadat de Hoge Raad daartoe de gelegenheid had geboden, zijn ook schriftelijke opmerkingen ingediend door de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs. De Staatssecretaris heeft op deze schriftelijke opmerkingen gereageerd.
De Advocaat-Generaal P.J. Wattel heeft op 3 augustus 2017 als volgt geconcludeerd (ECLI:NL:PHR:2017:723):
1. In een geval zoals dat van de belanghebbende wijst Vo. 883/2004 de wetgeving van de woonstaat Letland aan voor de in deze vraag bedoelde periode;
2. Niet onderzocht hoeft te worden of de Letse wetgeving voorziet in aansluiting van de belanghebbende bij enig stelsel van sociale zekerheid voor de bedoelde periode.
De conclusie is aan deze beslissing gehecht en maakt daarvan deel uit.
Zowel belanghebbende als de Staatssecretaris heeft op de conclusie gereageerd.
2 De procedure voor de Rechtbank
Aan belanghebbende is voor het jaar 2013 een aanslag IB/PVV opgelegd berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 10.134 en een premie‑inkomen van € 10.134.
Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de Inspecteur de aanslag verminderd. De Inspecteur heeft een vrijstelling toegepast voor de belastingheffing. De heffing van premie volksverzekeringen is gehandhaafd.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld bij de Rechtbank.
Voor de Rechtbank is in geschil het antwoord op de vraag of belanghebbende over de periode van 13 augustus 2013 tot en met 31 december 2013 premieplichtig was voor de Nederlandse volksverzekeringen.
3 De feitelijke uitgangspunten
Belanghebbende heeft de Letse nationaliteit en woonde in het jaar 2013 in Letland.
Belanghebbende was van 13 augustus 2013 tot en met 31 december 2013 in dienstbetrekking werkzaam bij [A] B.V., gevestigd in Nederland.
Belanghebbende was als zeevarende werkzaam als steward op een zeeschip, dat voer onder de vlag van de Bahama’s. Het zeeschip lag in de periode dat belanghebbende daar werkte boven het Duitse deel van het continentaal plat onder de Noordzee.