Hoge Raad, 01-12-2017, ECLI:NL:HR:2017:3042, 16/04140
Hoge Raad, 01-12-2017, ECLI:NL:HR:2017:3042, 16/04140
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 1 december 2017
- Datum publicatie
- 1 december 2017
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2017:3042
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHDHA:2016:2013
- Zaaknummer
- 16/04140
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
1 december 2017
Nr. 16/04140
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 6 juli 2016, nr. BK‑15/00370, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag (nr. SGR 14/4796) betreffende de ten aanzien van belanghebbende gegeven beschikking tot aansprakelijkstelling ingevolge de Invorderingswet 1990 voor de van [A] BV te [Q] geheven vennootschapsbelasting over het jaar 2008.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal middelen voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
2 Beoordeling van de middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3 Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.