Hoge Raad, 08-12-2017, ECLI:NL:HR:2017:3095, 17/02089
Hoge Raad, 08-12-2017, ECLI:NL:HR:2017:3095, 17/02089
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 8 december 2017
- Datum publicatie
- 8 december 2017
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2017:3095
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHDHA:2017:959
- Zaaknummer
- 17/02089
- Relevante informatie
- Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-05-2024 tot 01-08-2024] art. 8:75, Successiewet 1956 [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025] art. 5, Successiewet 1956 [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025] art. 21, Successiewet 1956 [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025] art. 53
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
8 december 2017
Nr. 17/02089
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 15 maart 2017, nr. BK‑16/00061, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag (nr. SGR 15/6515) betreffende de aan belanghebbende opgelegde aanslag in de erfbelasting.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een middel voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
2 Beoordeling van het middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3 Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.