Hoge Raad, 07-04-2017, ECLI:NL:HR:2017:608, 16/04075
Hoge Raad, 07-04-2017, ECLI:NL:HR:2017:608, 16/04075
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 7 april 2017
- Datum publicatie
- 7 april 2017
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2017:608
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHDHA:2016:2011
- Zaaknummer
- 16/04075
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
7 april 2017
Nr. 16/04075
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 29 juni 2016, nrs. BK‑15/00917, BK-15/01055 en BK-15/01056, op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraken van de Rechtbank Den Haag (nrs. SGR 15/1930, SGR 15/2283 en SGR 15/2284) betreffende de aan belanghebbende voor de jaren 2009, 2010 en 2011 opgelegde aanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen, de daarbij gegeven boetebeschikkingen en de daarbij gegeven beschikkingen inzake heffingsrente, alsmede de aan belanghebbende voor de jaren 2009, 2010 en 2011 opgelegde aanslagen in de inkomensafhankelijke bijdrage premie Zorgverzekeringswet en de daarbij gegeven boetebeschikkingen.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal middelen voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
2 Beoordeling van de middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3 Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.