Hoge Raad, 14-04-2017, ECLI:NL:HR:2017:679, 16/03831
Hoge Raad, 14-04-2017, ECLI:NL:HR:2017:679, 16/03831
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 14 april 2017
- Datum publicatie
- 14 april 2017
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2017:679
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHARL:2016:4833, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 16/03831
Inhoudsindicatie
Sectorindeling Wfsv voor attractiepark. Toepassing artikel 5.3 Regeling Wfsv (assimilatie, tekst tot 2016). Attractiepark ingedeeld als kermisgezelschap.
Uitspraak
14 april 2017
Nr. 16/03831
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van [X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 14 juni 2016, nr. 15/00336, betreffende een beschikking sectorindeling voor de werknemersverzekeringen. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
2 Beoordeling van de middelen
In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
Belanghebbende is in 1963 opgericht. Zij exploiteerde toen een speeltuin met speeltoestellen, een zwembad en een vakantiepark met Shetlandpony’s. Zij is uitgegroeid tot een veelzijdig dagrecreatiepark waar het publiek, na entree te hebben betaald, gebruik kan maken van speeltoestellen en attracties.
Belanghebbende is krachtens de Wet financiering sociale verzekeringen (hierna: Wfsv) ingedeeld in sector 54 (Culturele instellingen) zoals opgenomen in de bij de Regeling van 2 december 2005, nr. SV/F&W/05/96420 ter uitvoering van de Wfsv (tekst 2008) behorende Bijlage 1 (hierna: de bij de Regeling behorende Bijlage 1). Zij heeft verzocht met ingang van 2008 te worden ingedeeld in sector 35 (Gezondheid, geestelijke en maatschappelijke belangen) zoals eveneens opgenomen in de bij de Regeling behorende Bijlage 1. De Inspecteur heeft het verzoek bij beschikking afgewezen. Voor het Hof was in geschil of belanghebbende terecht is ingedeeld in sector 54.
Het Hof heeft die vraag bevestigend beantwoord. Daartoe heeft het Hof overwogen dat op grond van de bij de Regeling behorende Bijlage 1 onder sector 35 onder meer vallen bad- en zweminrichtingen, speeltuinen en speelterreinen (de posten 7, 8 en 9) maar dat belanghebbende in en na 2008 geen speeltuin is. De maatschappelijke functie van een dagrecreatiepark met verschillende attracties van velerlei soort, verschilt van die van een speeltuin. Aangezien belanghebbende ook niet behoort tot enige andere tak van bedrijf die is vermeld in de bij de Regeling behorende Bijlage 1, moet zij bij assimilatie worden ingedeeld. Onder sector 54 vallen onder meer kermisgezelschappen (post 3) en de attracties zoals die bij belanghebbende staan, komen voor het overgrote deel overeen met de attracties zoals die op kermissen plegen voor te komen, aldus het Hof. Dat bij belanghebbende ook andere attracties voorkomen, zoals in speeltuinen, doet daaraan niet af aangezien, naar het Hof aannemelijk heeft geacht, de bezoekers het attractiepark van belanghebbende vooral bezoeken met het oog op de kermisachtige attracties. Volgens het Hof zijn de overeenkomsten tussen kermissen en attractieparken groter dan die tussen speeltuinen en attractieparken.
Het tweede middel houdt in dat het Hof ten onrechte de maatschappelijke functie van belanghebbende, en niet de aard van haar werkzaamheden maatgevend heeft geacht voor de sectorindeling.
Indien de sectorindeling geschiedt op basis van artikel 5.3 van de Regeling Wfsv moet worden aangesloten bij die sector van het bedrijfs- en beroepsleven, waartoe takken van bedrijf en beroep behoren waarin werkzaamheden worden verricht, die naar de aard het meest overeenkomen met de werkzaamheden van de desbetreffende belanghebbende. Met zijn overweging dat het overgrote deel van de attracties van belanghebbende lijkt op attracties op kermissen en dat de bezoekers het park van belanghebbende vooral bezoeken voor die attracties, heeft het Hof tot uitdrukking gebracht zijn oordeel dat de feitelijke werkzaamheden van belanghebbende naar de aard het meest overeenkomen met de werkzaamheden van kermisgezelschappen, zodat belanghebbende terecht is ingedeeld in sector 54. Het middel, dat steunt op de opvatting dat het Hof ten onrechte niet de aard van de werkzaamheden maatgevend heeft geacht, berust daarom op een verkeerde lezing van ’s Hofs uitspraak. Het middel kan om die reden niet tot cassatie leiden.
De overige middelen kunnen evenmin tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3 Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.