Hoge Raad, 02-06-2017, ECLI:NL:HR:2017:991, 16/03248
Hoge Raad, 02-06-2017, ECLI:NL:HR:2017:991, 16/03248
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 2 juni 2017
- Datum publicatie
- 2 juni 2017
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2017:991
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHDHA:2016:1627
- Zaaknummer
- 16/03248
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
2 juni 2017
Nr. 16/03248
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 13 mei 2016, nr. BK-14/01604, betreffende een door [X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende) over het tijdvak december 2008 op aangifte voldaan bedrag aan omzetbelasting.
1 Het eerste geding in cassatie
De uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam is op het beroep van de Staatssecretaris bij arrest van de Hoge Raad van 21 november 2014, nr. 13/00057, ECLI:NL:HR:2014:3325, BNB 2015/30, vernietigd, met verwijzing van het geding naar het Gerechtshof Den Haag (hierna: het Hof) ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dat arrest.
1 Het tweede geding in cassatie
De Staatssecretaris heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij twee middelen voorgesteld.
Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.
2 Beoordeling van de middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.