Hoge Raad, 26-01-2018, ECLI:NL:HR:2018:104, 16/03671
Hoge Raad, 26-01-2018, ECLI:NL:HR:2018:104, 16/03671
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 26 januari 2018
- Datum publicatie
- 26 januari 2018
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2018:104
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHDHA:2016:1988
- Zaaknummer
- 16/03671
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
26 januari 2018
Nr. 16/03671
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 17 juni 2016, nr. BK-15/01054, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag (nr. SGR 15/3578) betreffende een aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal middelen voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
2 Beoordeling van de middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3 Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.