Hoge Raad, 12-10-2018, ECLI:NL:HR:2018:1933, 17/03922
Hoge Raad, 12-10-2018, ECLI:NL:HR:2018:1933, 17/03922
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 12 oktober 2018
- Datum publicatie
- 12 oktober 2018
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2018:1933
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2017:3033
- Zaaknummer
- 17/03922
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
12 oktober 2018
Nr. 17/03922
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van [X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 4 juli 2017, nr. 15/00188, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland (nr. HAA 14/2291) betreffende een door belanghebbende over het tijdvak juni 2007 op aangifte voldaan bedrag aan accijns.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij één middel voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend. Hij heeft tevens voorwaardelijk incidenteel beroep in cassatie ingesteld en daarbij één middel voorgesteld.
Belanghebbende heeft in het principale beroep een conclusie van repliek ingediend. Zij heeft schriftelijk haar zienswijze omtrent het incidentele beroep naar voren gebracht.
2 Beoordeling van het in het principale beroep voorgestelde middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3 Het voorwaardelijke incidentele beroep
Aangezien het incidentele beroep kennelijk alleen is ingesteld voor het geval het principale beroep zou slagen, maar dit geval zich niet voordoet, vervalt het beroep gelet op artikel 8:112, lid 2, Awb.