Hoge Raad, 16-02-2018, ECLI:NL:HR:2018:217, 17/00650
Hoge Raad, 16-02-2018, ECLI:NL:HR:2018:217, 17/00650
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 16 februari 2018
- Datum publicatie
- 16 februari 2018
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2018:217
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHDHA:2017:293
- Zaaknummer
- 17/00650
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
16 februari 2018
Nr. 17/00650
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 10 januari 2017, nr. BK-16/00310, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag (nr. SGR 16/600) betreffende een aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslag in de motorrijtuigenbelasting over het tijdvak 7 juli 2015 tot en met 6 oktober 2015 en de daarbij gegeven boetebeschikking.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij twee middelen voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
2 Beoordeling van de middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3 Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.