Hoge Raad, 23-11-2018, ECLI:NL:HR:2018:2178, 18/02002
Hoge Raad, 23-11-2018, ECLI:NL:HR:2018:2178, 18/02002
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 23 november 2018
- Datum publicatie
- 23 november 2018
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2018:2178
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHDHA:2018:752
- Zaaknummer
- 18/02002
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
23 november 2018
Nr. 18/02002
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van [X] V.O.F. te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 3 april 2018, nrs. BK‑17/00495 en BK-17/00496, op het hoger beroep van de Inspecteur alsmede het incidentele hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag (nrs. SGR 16/6383 en SGR 16/7734) betreffende de aan belanghebbende over de tijdvakken 1 april 2013 tot en met 31 december 2013 en 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014 opgelegde naheffingsaanslagen in de loonheffingen, de daarbij gegeven beschikkingen inzake belastingrente en de daarbij gegeven boetebeschikking.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij vijf middelen voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
2 Beoordeling van de middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3 Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.