Hoge Raad, 23-03-2018, ECLI:NL:HR:2018:419, 17/02802
Hoge Raad, 23-03-2018, ECLI:NL:HR:2018:419, 17/02802
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 23 maart 2018
- Datum publicatie
- 23 maart 2018
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2018:419
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHDHA:2017:1262
- Zaaknummer
- 17/02802
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
23 maart 2018
Nr. 17/02802
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 2 mei 2017, nrs. BK-15/00876 en BK-15/00877, op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraken van de Rechtbank Den Haag (nrs. SGR 10/8250 en SGR 11/5391) betreffende de aan belanghebbende voor het jaar 2004 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) en de over het jaar 2004 opgelegde navorderingsaanslagen in de IB/PVV en premie Ziekenfondswet en de daarbij gegeven beschikkingen inzake heffingsrente en de ten aanzien van belanghebbende voor het jaar 2004 gegeven beschikkingen als bedoeld in de artikelen 3.151, lid 1 en 6.2a, lid 1, van de Wet inkomstenbelasting 2001.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal klachten aangevoerd.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
2 Beoordeling van de klachten
De klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3 Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.