Hoge Raad, 13-04-2018, ECLI:NL:HR:2018:571, 17/04346
Hoge Raad, 13-04-2018, ECLI:NL:HR:2018:571, 17/04346
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 13 april 2018
- Datum publicatie
- 13 april 2018
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2018:571
- Zaaknummer
- 17/04346
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
13 april 2018
Nr. 17/04346
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 27 juli 2017, nrs. 17/00153 tot en met 17/00157, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (nrs. BRE 15/1962 tot en met 15/1966) betreffende de aan belanghebbende voor de jaren 2008 tot en met 2012 opgelegde aanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal klachten aangevoerd.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
Belanghebbende heeft tevens een wrakingsverzoek ingediend.
Bij beslissing van 23 februari 2018, nr. 18/00132, ECLI:NL:HR:2018:268, is het verzoek tot wraking niet‑ontvankelijk verklaard.
2 Beoordeling van de klachten
De klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3 Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.