Hoge Raad, 12-07-2019, ECLI:NL:HR:2019:1183, 18/02954
Hoge Raad, 12-07-2019, ECLI:NL:HR:2019:1183, 18/02954
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 12 juli 2019
- Datum publicatie
- 12 juli 2019
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2019:1183
- Formele relaties
- Conclusie: ECLI:NL:PHR:2019:276
- In cassatie op : ECLI:NL:GHDHA:2018:2044
- Zaaknummer
- 18/02954
Inhoudsindicatie
HR verklaart het beroep in cassatie ongegrond. Zie ook 18/02955.
Uitspraak
12 juli 2019
Nr. 18/02954
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van [X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 1 juni 2018, nrs. BK‑18/00157 t/m BK-18/00176, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag (nrs. SGR 17/4604, SGR 17/4606 tot en met SGR 17/4609, SGR 17/4611 tot en met SGR 17/4614, SGR 17/4616 en SGR 17/4620 tot en met SGR 17/4629) betreffende de door belanghebbende op aangifte voldane bedragen aan belasting van personenauto's en motorrijwielen.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij twee middelen voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
De Advocaat-Generaal P.J. Wattel heeft op 22 maart 2019 geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie (ECLI:NL:PHR:2019:276).
Zowel de Staatssecretaris als belanghebbende heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.
2 Beoordeling van de middelen
De middelen falen op de gronden die zijn vermeld in het arrest dat de Hoge Raad vandaag heeft uitgesproken in de zaak met nummer 18/02955, tussen dezelfde partijen.
3 Proceskosten
De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.