Hoge Raad, 19-07-2019, ECLI:NL:HR:2019:1251, 18/03377
Hoge Raad, 19-07-2019, ECLI:NL:HR:2019:1251, 18/03377
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 19 juli 2019
- Datum publicatie
- 19 juli 2019
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2019:1251
- Zaaknummer
- 18/03377
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 18/03377
Datum 19 juli 2019
ARREST
in de zaak van
[X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
op het beroep in cassatie gericht tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem‑Leeuwarden van 26 juni 2018, nrs. 17/00704, 17/00705 en 17/00706, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland (nrs. LEE 16/2668, LEE 16/2669 en LEE 16/2670) betreffende de aan belanghebbende over de jaren 2010 tot en met 2013 opgelegde naheffingsaanslagen in de omzetbelasting, de daarbij gegeven boetebeschikkingen en de daarbij gegeven beschikkingen inzake heffingsrente.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een klacht aangevoerd.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
2 Beoordeling van de klacht
De klacht kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de klacht niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3 Proceskosten
De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.