Hoge Raad, 20-09-2019, ECLI:NL:HR:2019:1314, 19/00864
Hoge Raad, 20-09-2019, ECLI:NL:HR:2019:1314, 19/00864
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 20 september 2019
- Datum publicatie
- 20 september 2019
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2019:1314
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2019:465
- Zaaknummer
- 19/00864
Inhoudsindicatie
Artikel 7:15, lid 2, Awb, vergoeding kosten van bezwaar.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 19/00864
Datum 20 september 2019
ARREST
In de zaak van
[X] C.V. te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 22 januari 2019, nr. 17/00465, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland (nr. HAA 16/4254) betreffende een door belanghebbende gedaan verzoek om veroordeling in de proceskosten. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
2 Beoordeling van de klachten
In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
De Ontvanger heeft aan belanghebbende bij beschikking € 7 aanmaningskosten in rekening gebracht. Na daartegen gemaakt bezwaar, heeft de Ontvanger bij uitspraak op bezwaar die beschikking vernietigd. Daarbij is niet beslist op het verzoek van belanghebbende om vergoeding van de kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
In hoger beroep was in geschil of belanghebbende aanspraak kan maken op vergoeding van de in bezwaar en beroep gemaakte kosten. Het Hof heeft het hoger beroep gegrond verklaard en een kostenvergoeding toegekend voor de bezwaarfase, beroepsfase en hogerberoepsfase. Daarbij heeft het Hof het gewicht van de zaak gesteld op 0,25 (zeer licht) als bedoeld in onderdeel C1 van de Bijlage bij het Besluit proceskosten bestuursrecht, omdat het geschil beperkt was tot de vergoeding van die kosten.
De klachten houden onder meer in dat het Hof bij de berekening van de kostenvergoeding voor de bezwaarfase ten onrechte heeft aangenomen dat het geschil uitsluitend betrekking had op de kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand en daarom ten onrechte een wegingsfactor van 0,25 heeft toegepast.
De klachten slagen in zoverre. Anders dan het Hof heeft geoordeeld was in bezwaar tevens de rechtmatigheid van de in rekening gebrachte aanmaningskosten in geschil.
De klachten voor het overige kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Gelet op het hiervoor in 2.2.2 overwogene kan de uitspraak van het Hof niet in stand blijven. De Hoge Raad kan de zaak afdoen. De door de Ontvanger aan belanghebbende te vergoeden kosten voor door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand in de bezwaarfase worden gesteld op 1 (bezwaarschrift) maal 1 (wegingsfactor) maal € 254 = € 254.
3 Proceskosten
De Staatssecretaris zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie en de Ontvanger in de kosten van het bezwaar.