Hoge Raad, 13-09-2019, ECLI:NL:HR:2019:1320, 19/00206
Hoge Raad, 13-09-2019, ECLI:NL:HR:2019:1320, 19/00206
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 13 september 2019
- Datum publicatie
- 13 september 2019
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2019:1320
- Zaaknummer
- 19/00206
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 19/00206
Datum 13 september 2019
ARREST
in de zaak van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
op het beroep in cassatie gericht tegen de uitspraak van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 20 december 2018, nrs. 18/00370 tot en met 18/00378, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (nrs. BRE 17/7620 en 17/7722 tot en met 17/7729) betreffende de van belanghebbende ingehouden bedragen aan loonheffing over de tijdvakken 1 januari 2017 tot en met 29 januari 2017, 30 januari 2017 tot en met 26 februari 2017, 27 februari 2017 tot en met 26 maart 2017, 27 maart 2017 tot en met 23 april 2017, 24 april 2017 tot en met 21 mei 2017, 22 mei 2017 tot en met 18 juni 2017, 19 juni 2017 tot en met 16 juli 2017, 17 juli 2017 tot en met 13 augustus 2017 en 14 augustus 2017 tot en met 10 september 2017.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij vier middelen voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
2 Beoordeling van de middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3 Proceskosten
De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.