Hoge Raad, 20-09-2019, ECLI:NL:HR:2019:1379, 18/01952
Hoge Raad, 20-09-2019, ECLI:NL:HR:2019:1379, 18/01952
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 20 september 2019
- Datum publicatie
- 20 september 2019
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2019:1379
- Zaaknummer
- 18/01952
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 18/01952
Datum 20 september 2019
ARREST
in de zaak van
[X] te [Z] , Curaçao (hierna: belanghebbende)
tegen
de MINISTER VAN FINANCIËN VAN CURAÇAO
op het beroep in cassatie gericht tegen de uitspraak van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba van 18 april 2018, nrs. CUR2016H00043 tot en met CUR201600048, op het hoger beroep van de inspecteur der belastingen van Curaçao tegen een uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (BBZ nrs. CUR201500789, CUR201500790, CUR2015005 tot en met 20150010, en CUR201500850) betreffende aan belanghebbende over de jaren 2009 tot en met 2013 en over het tijdvak september 2014 opgelegde naheffingsaanslagen in de omzetbelasting en de daarbij gegeven boetebeschikkingen.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal klachten aangevoerd.
2 Beoordeling van de klachten
De klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3 Proceskosten
De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.