Hoge Raad, 20-09-2019, ECLI:NL:HR:2019:1380, 18/05106
Hoge Raad, 20-09-2019, ECLI:NL:HR:2019:1380, 18/05106
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 20 september 2019
- Datum publicatie
- 20 september 2019
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2019:1380
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHSHE:2018:4539
- Zaaknummer
- 18/05106
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 18/05106
Datum 20 september 2019
ARREST
in de zaak van
[X] te [Z] , Portugal (hierna: belanghebbende)
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
op het beroep in cassatie gericht tegen de uitspraak van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 1 november 2018, nr. 17/00393, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (nr. BRE 14/6230) betreffende de aan belanghebbende voor het jaar 2011 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting en de daarbij gegeven boetebeschikking.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij drie middelen voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
2 Beoordeling van de middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3 Proceskosten
De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.