Home

Hoge Raad, 20-09-2019, ECLI:NL:HR:2019:1381, 19/01244

Hoge Raad, 20-09-2019, ECLI:NL:HR:2019:1381, 19/01244

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
20 september 2019
Datum publicatie
20 september 2019
ECLI
ECLI:NL:HR:2019:1381
Formele relaties
Zaaknummer
19/01244

Inhoudsindicatie

HR: 81.1 RO.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

BELASTINGKAMER

Nummer 19/01244

Datum 20 september 2019

ARREST

in de zaak van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen

de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

op het beroep in cassatie gericht tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 29 januari 2019, nrs. 17/00622 tot en met 17/00626, op het hoger beroep van belanghebbende tegen uitspraken van de Rechtbank Gelderland (nrs. AWB 16/3348, 16/2434 en 16/3346 onderscheidenlijk nrs. AWB 16/4028 en 16/4029) betreffende de aan belanghebbende voor het jaar 2014 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen, het verzoek om herziening van de aan belanghebbende voor het jaar 2014 opgelegde voorlopige aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en het verzoek van belanghebbende om toekenning van een dwangsom.

1 Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal klachten aangevoerd.

De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.

Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

2 Beoordeling van de klachten

De klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3 Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

4 Beslissing