Home

Hoge Raad, 08-11-2019, ECLI:NL:HR:2019:1711, 19/04400, 19/04402

Hoge Raad, 08-11-2019, ECLI:NL:HR:2019:1711, 19/04400, 19/04402

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
8 november 2019
Datum publicatie
8 november 2019
ECLI
ECLI:NL:HR:2019:1711
Zaaknummer
19/04400

Inhoudsindicatie

De Hoge Raad stelt het verzoek tot wraking buiten behandeling.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

VIERDE KAMER

Nummers 19/04400 en 19/04402

Datum 8 november 2019

BESLISSING

in de zaken van

[X1] en [X2] te [Z] (hierna: verzoekers)

betreffende het door verzoekers ingediende verzoek tot wraking.

1 De procedure

1.1

Verzoekers hebben bij de Hoge Raad beroep in cassatie ingesteld in de zaken die bij de Belastingkamer van de Hoge Raad zijn ingeschreven onder de nummers 18/05105 en 19/00069. Bij brieven van 19 september 2019 is aan verzoekers meegedeeld dat op 27 september 2019 ter terechtzitting de beslissingen in de hiervoor genoemde zaken in het openbaar zullen worden uitgesproken. Tevens is daarin meegedeeld dat de arresten zullen worden gewezen door de raadsheren J. Wortel, A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools.

1.2

Bij op 25 september 2019 ter griffie van de Hoge Raad ingekomen verzoekschrift hebben verzoekers de wraking verzocht van (naar de Hoge Raad verstaat) onder meer de hiervoor in 1.1 vermelde leden in de Hoge Raad.

2 Beoordeling van het wrakingsverzoek

2.1

Ingevolge artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht kan elk van de rechters die een zaak behandelen, door een partij worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Ingevolge artikel 29 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op de behandeling van het beroep in cassatie in belastingzaken.

2.2

Verzoekers hebben in hun verzoekschrift het volgende aangevoerd:

“1. Bij geadresseerden materieel en formeel onwaardig eenzijdig bij de geadresseerde 24/7 100 % natuurlijke persoonburgerconsument risicoverleggend per "gewone” fysieke post verzonden brief d.d. negentien september tweeduizendnegentien, heeft “Namens de Griffier”, ‘ondertekend’ door de heer "(Naam)”, en vermelding '(Naam), Medewerker dossierbehandeling”, aan “[X1]” schriftelijk ondermeer “bericht”, “dat de Hoge Raad der Nederlanden op vrijdag 27 september 2019 uitspraak zal doen in de hierboven genoemde procedure”, waarbij als "Zaaknummer”: F 18/05105 Inzake: [X1], Inkomstenbelasting/premie volksverz.” zijn vermeld, dat “De beslissing wordt genomen door de leden J. Wortel, A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools.", dat “De uitspraak in het openbaar op de hiervoor genoemde dag wordt als regel niet gedaan door een van de genoemde leden, maar door een andere rechter (de zogenaamde rolraadsheer)”, dat "Omdat de beslissing al is vastgesteld, vindt op die dag geen inhoudelijke behandeling van de zaak plaats.”, dat “Met de uitspraak komt een einde aan deze procedure bij de Hoge Raad.” en dat "In uitzonderlijke gevallen (bij uitspraken die een relevante maatschappelijke betekenis kunnen hebben) wordt op de dag van die uitspraak op de hiervoor genoemde website ook een persbericht geplaatst.”

2. Bij “kennelijk” ook materieel en formeel inhoudelijk conform sub 1. verzonden en gestandaardiseerde brief van dezelfde datum, heeft "Namens de Griffier”, i. c. ene ”(Naam)”, geparafeerd door een onbekende, met vermelding van “(Naam), Medewerker dossierbehandeling”, i.c. aan "[X1]” ook ondermeer conform het sub 1. 100 % geciteerde, "bericht’, waarbij als "Zaaknummer: F 19/00069” “Inzake: Gecombineerde gemeentelijke heffingen” zijn vermeld.

3. In de sub 1. en sub 2. omschreven brieven zijn geen internationale en/of nazionale standaard en/of niet-standaard rechtsmiddelenclausules c.a. vermeld en wordt de geadresseerde aangemoedigd om toch vooral niet “ter plaatse” te gaan.

4. Evenmin blijkt uit (een van) de beide brieven, noch uit eerder door ondergetekende c.s. ontvangen brieven, expliciet dat en of daaraan voorafgaand, door (bepaalde) geadresseerden rechtshandelingen met (bepaalde stukken in) de dossiers met die, en/of andere, zaaknummers door wie wanneer om welke redenen zijn verricht, zoals bij voorbeeld die door die brieven bij ondergetekende c.s. opgeroepen zgn. "voeging” of “splitsing" van zaken, en zo ja, welke rechtsgevolgen, dat voor welke “betrokkenen’', “partijen” e.d. zal kunnen of moeten hebben (en dan inmiddels dus stilzwijgend heeft (hebben) gehad.

5. Mede, dus niet uitsluitend, dus partieel primitief, daartoe gedwongen en uitgelokt gelet op de sub 1. t/m sub 4. aangevoerde feiten en omstandigheden, “verzoekt” ondergetekende c.s. geadresseerden en “vordert” hij c.s. dat geadresseerden:

5.1.

de internationale en nazionale mondelinge en geschreven "bekendmaking" en "beslissing” van de sub 1. en sub 2. bedoelde ‘‘uitspraak”, primair “opschorten” subsid. 100 % nalaten, tot een contextueel “redelijke en billijke” termijn, nadat door geadresseerden een hierbij simultaan ingediend

5.2.

verzoek om “wraking” op grond van artikel zes van het EVRM 1950 van alle soorten ambtenaren van het geadresseerde nazionale hoofdgerecht, die “betrokken” zijn (geweest) bij, zich “bemoeien” en “bemoeid” hebben met, en/of anderszins hun “invloed” en/of bijbehorende “magt” hebben uitgeoefend op (het verloop van) de “behandeling” van een van de (of beide) zaken, in 100 % internationale en nazionale "behandeling” hebben genomen en daaromtrent gerechtelijke mondelinge en schriftelijke tussen- en eindprodukten heeft “geleverd" en aan ondergetekende c.s. “bekend hebben gemaakt”, en

5.3.

eveneens daartoe 100 % gedwongen primitief en preventief een verzoek om herziening van elk van die sub 1. en sub 2. bedoelde “uitspraak” en "beslissing” in 100 % behandeling hebben genomen en daaromtrent de gerechtelijke tussen- en eindprodukten heeft “geleverd”.

6. Aan alle sub 5, gedane “verzoeken" resp. “vorderingen” legt ondergetekende c.s. vanzelfsprekend en universeel logisch ten grondslag de materiële en formele inhoud van alle in elk van beide vermelde zaken dus gedurende het zgn. gerechtelijk vooronderzoek door hem fysiek telerechtstreeks bij geadresseerden ingediende schrifturen.

Aan de in die ingediende schrifturen, kortgeschreven, gedane, deugdelijk en uitvoerig “ten retorische overvloede” gemotiveerde, nimmer expliciet weerschreven, vorderingen tot onverwijld “integraal herstel van door de sub 5,2. bedoelde ambtenaren gepleegde processuele en procedurele gebreken, is door geadresseerden tot heden niet voldaan (= 24/7 100 % fictieve weigeringen).”

2.3

Art. 2.1.3 van het Protocol deelname aan behandeling en beraadslaging van de Hoge Raad der Nederlanden schrijft voor dat het wrakingsverzoek de feiten of omstandigheden vermeldt waardoor volgens verzoeker de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden, waarbij alle feiten en omstandigheden tegelijk moeten worden voorgedragen. Art. 2.3.2 aanhef en onder a. van dit Protocol bepaalt dat de wrakingskamer zonder daartoe een zitting te houden kan beslissen een verzoek om wraking niet in behandeling te nemen indien het verzoek niet is gemotiveerd.

2.4

Het verzoekschrift bevat weliswaar een uiteenzetting van feiten en omstandigheden maar geen feiten of omstandigheden die een of meer van de gewraakte raadsheren kunnen betreffen. Het bevat evenmin feiten of omstandigheden die kunnen meebrengen dat de rechterlijke onpartijdigheid bij de behandeling van het beroep in cassatie schade zou kunnen lijden. Het onderhavige verzoek voldoet daarmee niet aan de eis dat een verzoek tot wraking gemotiveerd moet geschieden (art. 8:16, lid 2, eerste volzin, Awb en art. 2.1.3 van het Protocol deelname aan behandeling en beraadslaging van de Hoge Raad der Nederlanden).

2.5

Voorts geldt dat ingevolge art. 8:15 Awb een verzoek tot wraking slechts betrekking kan hebben op de raadsheren die de zaak behandelen. Een verzoek tot wraking kan dus geen betrekking hebben op leden van het parket bij de Hoge Raad, noch op de rolraadsheer die de uitspraak zal doen of medewerkers van de Hoge Raad zoals in dit geval de waarnemend griffier (zie ook onderdeel 2.1.1 van het Protocol deelname aan behandeling en beraadslaging van de Hoge Raad der Nederlanden).

2.6

Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, wordt het verzoek niet in behandeling genomen.

3 Beslissing

De Hoge Raad stelt het verzoek tot wraking buiten behandeling.

Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren V. van den Brink en T.H. Tanja-van den Broek, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer C.E. du Perron op 8 november 2019.