Hoge Raad, 13-12-2019, ECLI:NL:HR:2019:1957, 19/01174
Hoge Raad, 13-12-2019, ECLI:NL:HR:2019:1957, 19/01174
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 13 december 2019
- Datum publicatie
- 13 december 2019
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2019:1957
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHARL:2019:678
- Zaaknummer
- 19/01174
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 19/01174
Datum 13 december 2019
ARREST
In de zaak van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 29 januari 2019, nrs. 16/01081, 16/01082 en 16/01083, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Gelderland (nrs. AWB 13/8004, 13/8005, en 13/8006) betreffende de aan belanghebbende over de jaren 2009 en 2010 opgelegde navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen, de daarbij gegeven boetebeschikkingen en de daarbij gegeven beschikkingen inzake heffingsrente, de voor het jaar 2011 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en de daarbij gegeven beschikking inzake heffingsrente.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij twee middelen voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
2 Beoordeling van de middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3 Proceskosten
De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.