Hoge Raad, 22-03-2019, ECLI:NL:HR:2019:408, 18/03303
Hoge Raad, 22-03-2019, ECLI:NL:HR:2019:408, 18/03303
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 22 maart 2019
- Datum publicatie
- 22 maart 2019
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2019:408
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHSHE:2018:2707
- Zaaknummer
- 18/03303
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
22 maart 2019
Nr. 18/03303
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 21 juni 2018, nr. 16/03337, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (nr. BRE 15/6630) betreffende de aan belanghebbende over het tijdvak 1 januari 2011 tot en met 31 december 2011 opgelegde naheffingsaanslag loonheffing en de daarbij gegeven beschikking inzake heffingsrente.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal klachten aangevoerd.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
2 Beoordeling van de klachten
De klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3 Proceskosten
De Hoge Raad ziet geen reden voor een veroordeling in de proceskosten.