Hoge Raad, 19-04-2019, ECLI:NL:HR:2019:644, 18/01973
Hoge Raad, 19-04-2019, ECLI:NL:HR:2019:644, 18/01973
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 19 april 2019
- Datum publicatie
- 19 april 2019
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2019:644
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHSHE:2018:1397
- Zaaknummer
- 18/01973
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
19 april 2019
Nr. 18/01973
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van [X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 30 maart 2018, nrs. 16/03864 en 16/03865, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (nrs. BRE 16/1085 en BRE 16/1402) betreffende de aan belanghebbende over de periode 1 januari 2010 tot en met 31 december 2011 en de periode 1 januari 2012 tot en met 31 december 2014 opgelegde naheffingsaanslagen in de omzetbelasting, de daarbij gegeven boetebeschikkingen en de daarbij gegeven beschikking inzake belastingrente.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal middelen voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
2 Beoordeling van de middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, omdat de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3 Proceskosten
De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.