Hoge Raad, 07-06-2019, ECLI:NL:HR:2019:860, 18/03269
Hoge Raad, 07-06-2019, ECLI:NL:HR:2019:860, 18/03269
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 7 juni 2019
- Datum publicatie
- 7 juni 2019
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2019:860
- Zaaknummer
- 18/03269
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
Hoge Raad der Nederlanden
Derde Kamer
Nr. 18/03269
7 juni 2019
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 21 juni 2018, nr. 17/00135, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (nr. BRE 14/7254) betreffende de aan belanghebbende voor het jaar 2004 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal klachten voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
2 Beoordeling van de klachten
De klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3 Proceskosten
De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.