Home

Hoge Raad, 21-06-2019, ECLI:NL:HR:2019:999, 19/00068

Hoge Raad, 21-06-2019, ECLI:NL:HR:2019:999, 19/00068

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
21 juni 2019
Datum publicatie
21 juni 2019
ECLI
ECLI:NL:HR:2019:999
Formele relaties
Zaaknummer
19/00068

Inhoudsindicatie

Overdrachtsbelasting. Art. 15, lid 1, onderdeel h, Wet BRV, art. 5d Uitv.besl.BRV. Uitleg begrip ‘commerciële factoren’ bij overdracht tussen ANBI’s.

Uitspraak

Hoge Raad der Nederlanden

Derde Kamer

Nr. 19/00068

21 juni 2019

Arrest

gewezen op het beroep in cassatie van Stichting [x] te [z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 11 december 2018, nr. 17/00979, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Gelderland (nr. AWB 16/7529) betreffende een door belanghebbende op aangifte voldaan bedrag aan overdrachtsbelasting. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

1 Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.

Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

2 Beoordeling van de middelen

2.1.

In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.

2.1.1.

Belanghebbende is een toegelaten instelling in de zin van de Woningwet (hierna: toegelaten instelling) en een algemeen nut beogende instelling als bedoeld in artikel 6.33, letter b, van de Wet inkomstenbelasting 2001 (tekst 2015; hierna: ANBI).

2.1.2.

Bij akte van levering van 30 december 2015 heeft belanghebbende de eigendom verkregen van vier complexen van seniorenwoningen. De verkoper is eveneens een toegelaten instelling en een ANBI (hierna: de verkoper).

2.1.3.

Belanghebbende heeft voor de vier complexen tezamen € 17.500.000 betaald. De hoogte van de koopsom is mede bepaald op grond van publiekrechtelijke regelgeving.

2.1.4.

Blijkens een door de Inspecteur overgelegd overzicht is de oorspronkelijke aanschafwaarde van de vier complexen tezamen € 11.430.838,28 en de boekwaarde per 31 december 2014 € 8.892.129,63. Van elk van de complexen is op 31 december 2014 de oorspronkelijke aanschafwaarde hoger dan de boekwaarde.

2.1.5.

Blijkens het jaarverslag van de verkoper over het jaar 2015 is met de verkoop van de vier complexen een boekwinst van € 3,3 miljoen behaald.

2.2.1.

Bij het Hof was in geschil of de verkrijging van de vier complexen van overdrachtsbelasting is vrijgesteld op grond van artikel 15, lid 1, aanhef en letter h, van de Wet op belastingen van rechtsverkeer 1970 (hierna: de Wet BRV), in verbinding met artikel 5d, lid 1, aanhef en letter b, van het Uitvoeringsbesluit belastingen van rechtsverkeer 1971 (tekst 2015; hierna: het Uitvoeringsbesluit).

2.2.2.

Het Hof heeft onder meer geoordeeld dat bij de overdracht van de vier complexen commerciële factoren een rol hebben gespeeld, omdat de koopsom voor deze complexen hoger is dan de boekwaarde (aanschafwaarde minus afschrijvingen) ervan. De vrijstelling van artikel 15, lid 1, letter h, van de Wet BRV is dan niet van toepassing, aldus het Hof.

2.3.1.

Het eerste middel bestrijdt het hiervoor in 2.2.2 weergegeven oordeel van het Hof. Het betoogt onder meer dat de in artikel 5d, lid 1, aanhef en letter b, van het Uitvoeringsbesluit opgenomen zinsnede “mits bij de overdracht commerciële factoren geen rol spelen” een open norm betreft die uitgelegd moet worden in het licht van doel en strekking van de vrijstelling van artikel 15, lid 1, aanhef en letter h, van de Wet BRV. Het beschikbaar blijven van vermogen voor activiteiten in de sfeer van het algemeen nut is bij die uitleg leidraad. Daarom heeft het Hof ten onrechte belang toegekend aan de omstandigheid dat de voor de verkrijging van de vier complexen betaalde koopsom hoger is dan de boekwaarde ervan, aldus het middel.

2.3.2.

In artikel 15, lid 1, aanhef en letter h, van de Wet BRV is bepaald dat onder bij algemene maatregel van bestuur te stellen voorwaarden van belasting is vrijgesteld de verkrijging bij fusie, splitsing en interne reorganisatie. In artikel 5d, lid 1, aanhef en letter b, van het Uitvoeringsbesluit is bepaald dat deze vrijstelling van toepassing is op een verkrijging door een ANBI bij een taakoverdracht tussen twee of meer ANBI’s, indien in het kader daarvan alle activa en passiva die betrekking hebben op de overgedragen taak aan de verkrijgende ANBI worden overgedragen, mits bij de overdracht commerciële factoren geen rol spelen.

2.3.3.

In de Nota van Toelichting bij het Besluit van 23 december 2009 tot wijziging van enige fiscale uitvoeringsbesluiten en enkele andere besluiten is artikel 5d van het Uitvoeringsbesluit, voor zover voor deze zaak van belang, als volgt toegelicht:

“(…)

De voorwaarden uit dit artikel zijn er op gericht dat het vermogen (inclusief eventuele reserves) beschikbaar blijft voor activiteiten in de sfeer van het algemeen nut of voor de verenigingsactiviteiten.

(…)

Bij de juridische fusie of taakoverdracht mogen commerciële factoren geen rol spelen. Dit betekent dat de verdwijnende ANBI’s of verenigingen geen uitkeringen uit hun vermogen mogen doen. Daarnaast mogen zij in geval van een taakoverdracht geen koopsom of andere prestaties bedingen. Een symbolische koopsom van € 1 is hierbij echter wel toegestaan. Het geen rol spelen van commerciële factoren, de eis dat geen koopsom mag worden bedongen, wordt zo ingevuld dat daar geen sprake van is in de situatie waarin op grond van publiekrechtelijke regelgeving een koopsom wordt bedongen ter grootte van ten hoogste de boekwaarde van het overgedragen vermogensbestanddeel.”

(Stb. 2009, 615, blz. 49 en 50)

2.3.4.

Anders dan het middel betoogt kan hieruit niet worden afgeleid dat de besluitgever voor de toepassing van artikel 5d, lid 1, aanhef en letter b, van het Uitvoeringsbesluit van belang heeft geacht de omstandigheid dat de koopsom van een onroerende zaak mede betrekking heeft op de daarin schuilende (stille) reserves, zodat die reserves beschikbaar blijven voor activiteiten van algemeen nut van de overdragende ANBI. In zoverre faalt het middel.

2.4.

De middelen kunnen voor het overige niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling.

3 Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

4 Beslissing