Hoge Raad, 24-01-2020, ECLI:NL:HR:2020:107, 19/04341
Hoge Raad, 24-01-2020, ECLI:NL:HR:2020:107, 19/04341
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 24 januari 2020
- Datum publicatie
- 24 januari 2020
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2020:107
- Zaaknummer
- 19/04341
Inhoudsindicatie
HR verklaart het beroep in cassatie n-o met toepassing van art. 80a RO.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 19/04341
Datum 24 januari 2020
ARREST
in de zaak van
van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen
de RAAD VAN BESTUUR VAN HET UITVOERINGSINSTITUUT WERKNEMERSVERZEKERINGEN
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 5 september 2019, nr. SGR 19/2140 V, op het verzet van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 16 juli 2019.
1 Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie
De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het beroep in cassatie heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het beroep in cassatie of omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden.
De Hoge Raad zal daarom – gezien artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur-Generaal – het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaren.
2 Proceskosten
De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
3 Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet‑ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 24 januari 2020.