Hoge Raad, 17-07-2020, ECLI:NL:HR:2020:1292, 19/05563
Hoge Raad, 17-07-2020, ECLI:NL:HR:2020:1292, 19/05563
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 17 juli 2020
- Datum publicatie
- 17 juli 2020
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2020:1292
- Zaaknummer
- 19/05563
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 19/05563
Datum 17 juli 2020
ARREST
in de zaak van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 1 november 2019, nrs. BK-19/00268 tot en met BK-19/00272, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag (nrs. SGR 18/626 tot en met SGR 18/629 en SGR 18/633) betreffende de boetebeschikkingen die zijn gegeven bij de aan belanghebbende over de jaren 2008 tot en met 2011 opgelegde navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een middel voorgesteld.
De Staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.
2 Beoordeling van het middel
De Hoge Raad heeft het middel over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat het middel niet kan leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van dit middel is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3 Proceskosten
De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.