Home

Hoge Raad, 17-07-2020, ECLI:NL:HR:2020:1297, 19/04394

Hoge Raad, 17-07-2020, ECLI:NL:HR:2020:1297, 19/04394

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
17 juli 2020
Datum publicatie
17 juli 2020
ECLI
ECLI:NL:HR:2020:1297
Zaaknummer
19/04394

Inhoudsindicatie

HR: 81.1 RO.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

BELASTINGKAMER

Nummer 19/04394

Datum 17 juli 2020

ARREST

in de zaak van

V.O.F. [X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen

de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 27 augustus 2019, nrs. 18/00283 en 18/00284, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland (nrs. LEE 17/2200 en 17/2201) betreffende aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslagen in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen, de daarbij gegeven boetebeschikkingen en de daarbij gegeven beschikkingen inzake belastingrente.

1 Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal middelen voorgesteld.

De Staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.

Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

2 Beoordeling van de middelen

De Hoge Raad heeft de middelen tegen de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze middelen niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze middelen is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3 Proceskosteng

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

4 Beslissing