Home

Hoge Raad, 18-09-2020, ECLI:NL:HR:2020:1439, 20/00598

Hoge Raad, 18-09-2020, ECLI:NL:HR:2020:1439, 20/00598

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
18 september 2020
Datum publicatie
18 september 2020
ECLI
ECLI:NL:HR:2020:1439
Formele relaties
Zaaknummer
20/00598

Inhoudsindicatie

HR:81.1 RO.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

BELASTINGKAMER

Nummer 20/00598

Datum 18 september 2020

ARREST

in de zaak van

[X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen

de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 9 januari 2020, nrs. 18/00705 en 18/00706, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (nrs. BRE 17/3316 en 17/3317) betreffende de aan belanghebbende over de tijdvakken 1 februari 2014 tot en met 31 december 2014 en 1 januari 2015 tot en met 31 december 2015 opgelegde naheffingsaanslagen in de loonheffingen, de daarbij gegeven boetebeschikkingen en de daarbij gegeven beschikkingen inzake belastingrente.

1 Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een middel voorgesteld.

De Staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.

2 Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft het middel over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat dit middel niet kan leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van dit middel is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3 Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

4 Beslissing