Home

Hoge Raad, 02-10-2020, ECLI:NL:HR:2020:1530, 20/00674

Hoge Raad, 02-10-2020, ECLI:NL:HR:2020:1530, 20/00674

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
2 oktober 2020
Datum publicatie
2 oktober 2020
ECLI
ECLI:NL:HR:2020:1530
Formele relaties
Zaaknummer
20/00674

Inhoudsindicatie

HR: 81.1 RO.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

BELASTINGKAMER

Nummer 20/00674

Datum 2 oktober 2020

ARREST

in de zaak van

[X] te [Z] , Duitsland (hierna: belanghebbende)

tegen

de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 16 januari 2020, nr. 18/00747, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (nr. BRE 16/8490) betreffende het van belanghebbende ingehouden bedrag aan loonheffing over het tijdvak 1 januari 2015 tot en met 31 maart 2015.

1 Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een middel voorgesteld.

De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.

De Advocaat-Generaal R.E.C.M. Niessen heeft op 28 augustus 2020 geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie.1

2 Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft het middel over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat dit middel niet kan leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van dit middel is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3 Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

4 Beslissing