Hoge Raad, 02-10-2020, ECLI:NL:HR:2020:1532, 20/00359
Hoge Raad, 02-10-2020, ECLI:NL:HR:2020:1532, 20/00359
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 2 oktober 2020
- Datum publicatie
- 2 oktober 2020
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2020:1532
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHARL:2020:287
- Zaaknummer
- 20/00359
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 20/00359
Datum 2 oktober 2020
ARREST
in de zaak van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 14 januari 2020, nrs. 18/01001 tot en met 18/01003, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland (nrs. LEE 18/994, tot en met LEE 18/996) betreffende de aan belanghebbende over de jaren 2012 tot en met 2014 opgelegde navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen, de daarbij gegeven beschikkingen inzake belastingrente en de bij de navorderingsaanslagen over 2012 en 2013 gegeven boetebeschikkingen.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal middelen voorgesteld.
De Staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend. Het door belanghebbende op dezelfde datum ingediende geschrift (aangeduid als verweerschrift in incidenteel cassatieberoep) kan de Hoge Raad niet in de beoordeling betrekken omdat de Staatssecretaris geen incidenteel beroep in cassatie heeft ingesteld.
2 Beoordeling van de middelen
De Hoge Raad heeft de middelen over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze middelen niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze middelen is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3 Proceskosten
De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.