Hoge Raad, 11-12-2020, ECLI:NL:HR:2020:1987, 20/01605
Hoge Raad, 11-12-2020, ECLI:NL:HR:2020:1987, 20/01605
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 11 december 2020
- Datum publicatie
- 11 december 2020
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2020:1987
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHDHA:2020:885
- Zaaknummer
- 20/01605
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 20/01605
Datum 11 december 2020
ARREST
in de zaak van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen
het COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN DE GEMEENTE LEIDEN (hierna: College)
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 1 mei 2020, nrs. BK-19/00781 en BK-19/00782, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag (nrs. SGR 19/5690 en SGR 19/5892) betreffende aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslagen in de parkeerbelasting.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal klachten aangevoerd.
Het College heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
Het College heeft een conclusie van dupliek ingediend.
2 Beoordeling van de klachten
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3 Proceskosten
De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.