Home

Hoge Raad, 14-02-2020, ECLI:NL:HR:2020:262, 18/04556

Hoge Raad, 14-02-2020, ECLI:NL:HR:2020:262, 18/04556

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
14 februari 2020
Datum publicatie
14 februari 2020
Annotator
ECLI
ECLI:NL:HR:2020:262
Formele relaties
Zaaknummer
18/04556

Inhoudsindicatie

Art. 81 lid 1 RO. Erfrecht. Legitieme portie. Gift in de zin van art. 4:70 BW. Bevoordelingsbedoeling.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

CIVIELE KAMER

Nummer 18/04556

Datum 14 februari 2020

ARREST

In de zaak van

[eiser] ,wonende te [woonplaats] ,

EISER tot cassatie,

hierna: [eiser] ,

advocaten: D.M. de Knijff en M.S. van der Keur,

tegen

[verweerster] ,wonende te [woonplaats] ,

VERWEERSTER in cassatie,

hierna: [verweerster] ,

advocaat: J.P. Heering.

1. Procesverloop

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:

  1. het vonnis in de zaak C14/152996/HA ZA 14-95 van de rechtbank Noord-Holland van 17 juni 2015;

  2. het arrest in de zaak 200.174.752/01 van het gerechtshof Amsterdam van 31 juli 2018.

[eiser] heeft tegen het arrest van het hof beroep in cassatie ingesteld.

[verweerster] heeft een verweerschrift tot verwerping ingediend.

De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten en voor [verweerster] mede door H.J.Th. Kolstee.

De conclusie van de Advocaat-Generaal M.H. Wissink strekt tot verwerping van het cassatieberoep.

De advocaten van [eiser] hebben schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2 Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3 Beslissing

De Hoge Raad:- verwerpt het beroep;- veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] begroot op € 2.049,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.

Dit arrest is gewezen door de vicepresident E.J. Numann als voorzitter en de raadsheren M.J. Kroeze, C.H. Sieburgh, H.M. Wattendorff en F.J.P. Lock, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer C.E. du Perron op 14 februari 2020.