Home

Hoge Raad, 27-03-2020, ECLI:NL:HR:2020:518, 19/04928

Hoge Raad, 27-03-2020, ECLI:NL:HR:2020:518, 19/04928

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
27 maart 2020
Datum publicatie
27 maart 2020
ECLI
ECLI:NL:HR:2020:518
Formele relaties
Zaaknummer
19/04928

Inhoudsindicatie

HR verklaart het beroep in cassatie n-o.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

BELASTINGKAMER

Nummer 19/04928

Datum 27 maart 2020

ARREST

in de zaak van

[X] , gewoond hebbende te [Z] , België (hierna: belanghebbende)

tegen

de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 17 september 2019, nr. 18/00611, betreffende de aan belanghebbende voor het jaar 2010 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen, de daarbij gegeven boetebeschikking en de daarbij gegeven beschikking inzake heffingsrente.

1 Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

Belanghebbende heeft niet gekozen voor een domicilieadres in Nederland.

De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 6 december 2019 gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en voor de betaling daarvan een termijn van vier weken gesteld. Het griffierecht is niet voldaan.

De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 9 januari 2020, welke brief eveneens per gewone post is verzonden aan het door belanghebbende opgegeven adres in het buitenland, in de gelegenheid gesteld mee te delen waarom het griffierecht niet tijdig is betaald. In een brief van 16 januari 2020 heeft een dochter van belanghebbende de Hoge Raad laten weten dat haar vader op 31 december 2019 is overleden. De griffier van de Hoge Raad heeft de dochter bij aangetekende brief van 24 januari 2020, welke brief eveneens per gewone post is verzonden aan het door haar opgegeven adres in het buitenland, in de gelegenheid gesteld de procedure als erfgename (of namens de erfgenamen) voort te zetten. Hierop is echter niet gereageerd.

Het beroep in cassatie moet daarom op grond van artikel 8:41, lid 6, Awb niet-ontvankelijk worden verklaard.

2 Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

3 Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.

Dit arrest is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 27 maart 2020.