Home

Hoge Raad, 10-04-2020, ECLI:NL:HR:2020:604, 19/02681

Hoge Raad, 10-04-2020, ECLI:NL:HR:2020:604, 19/02681

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
10 april 2020
Datum publicatie
10 april 2020
ECLI
ECLI:NL:HR:2020:604
Formele relaties
Zaaknummer
19/02681

Inhoudsindicatie

HR:81.1 RO.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

BELASTINGKAMER

Nummer 19/02681

Datum 10 april 2020

ARREST

in de zaak van

[X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen

het COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN DE GEMEENTE OMMEN

op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 30 april 2019, nr. 17/00891, op het hoger beroep van de heffingsambtenaar van de gemeente Ommen tegen een uitspraak van de Rechtbank Overijssel (nr. Awb 17/633) betreffende aan belanghebbende voor de jaren 2013, 2014 en 2015 opgelegde aanslagen in de toeristenbelasting van de gemeente Ommen.

1 Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal klachten aangevoerd.

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Ommen (hierna: het College) heeft een verweerschrift ingediend.

Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

Het College heeft een conclusie van dupliek ingediend.

2 Beoordeling van de klachten

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3 Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

4 Beslissing