Hoge Raad, 17-04-2020, ECLI:NL:HR:2020:667, 19/03956
Hoge Raad, 17-04-2020, ECLI:NL:HR:2020:667, 19/03956
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 17 april 2020
- Datum publicatie
- 17 april 2020
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2020:667
- Zaaknummer
- 19/03956
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 19/03956
Datum 17 april 2020
ARREST
in de zaak van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen
het COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN DE GEMEENTE AMSTERDAM
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 11 juli 2019, nr. 19/00082, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Amsterdam (nr. AMS 18/5053) betreffende een verzoek om een beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal klachten aangevoerd.
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam heeft een verweerschrift ingediend.Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam heeft een conclusie van dupliek ingediend.
2 Beoordeling van de klachten
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3 Proceskosten
De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.